De stamboom van Mureau

Anthonia   Cornelis   Antonie   Jacobus   Simon   Maria

Joseph Mureau (1876-1914)
Veroordeeld voor mishandeling

Joseph is geboren op 27-11-1876 Oosterhout. Zijn ouders zijn Jacobus Mureau en Adriana van der Made. Hij komt tot drie keer toe in aanraking met justitie. In 1900 wordt hij veroordeeld tot 8 maanden cel voor mishandeling. De getuigenverklaringen hieronder lezen als een roman. Meteen na aanvang van zijn verblijf in de gevangenis wordt hij overgeplaatst naar het Rijks Krankzinnigengesticht in Medemblik.

Het begint allemaal heel onschuldig. Hij werkt in de suikerfabriek in het gehucht Statendam in Geertruidenberg (vlakbij de huidige Dongecentrale). Daar krijgt hij, 23 jaar oud, op 2 januari 1900 ruzie met de 7 jaar oudere Willem Wilden. Hij scheldt hem uit voor "snotneus", waarop Willem hem een suikerbiet naar het hoofd gooit. Daarna escaleert het, Joseph daagt Willem uit om aan het eind van de dag op hem te wachten, dan kunnen ze het uitvechten.

Dit is zoals Willem het ervaren heeft:

In den morgen van 2 januari ll, te ongeveer tien ure, schold beklaagde mij in de suikerfabriek te Statendam (Geertruidenberg), waar wij samen werken, uit voor snotneus, waarop ik met de steel van een suikerbiet naar het hoofd gooide, wij pakten elkaar toen aan en raakten onder het worstelen op den grond waarop wij gescheiden werden. Zo den namiddag te ongeveer half vier ure zei de beklaagde tegen mij: "als ge vanavond soms vechten wllt dan kom je maar af".

Dat gebeurt. Willem ziet dat Joseph zijn hand angstvallig in zijn zak houdt en vermoedt dat hij een mes heeft. Dat zegt ie hem ook.

waarop ik mij omkeerde en zeide tegen beklaagde: "je hebt een mes in je zak geef het af." Ik had geen mes gezien, maar ik dacht het, omdat beklaagde zijn hand in den zak hield.

Hierop heeft Willem hem, naar eigen zeggen, misschien aan het hoofd geraakt. Dit is voor Joseph het teken om het gevecht te beginnen. Hij heeft inderdaad een mes en steekt Willem in zijn hals en in zijn hoofd.

Terwijl ik vluchtte riep ik nog: "Help, help, bij heeft een mes, hij steekt me dood". Eindelijk (=op het einde) bracht beklaagde mij opzettelijk met bedoeld mes een steek op het hoofd toe, waardoor ik in elkaar zakte.

De drie getuigen hebben allemaal het mes gezien, hebben ook allemaal Willem horen schreeuwen en het resultaat van het gevecht gezien met veel bloed, maar niemand heeft de steekpartij zelf gezien.

Joseph legt geen verklaring af, hij bekent alles.

Hij wordt daarop op 8 maart 1900 door de Rechtbank van Breda veroordeeld tot 8 maanden (!) gevangenisstraf, van 1 april to 27 november 1900. En de betaling van een schadevergoeding van f 44,50. Hij wordt in eerste instantie veroordeeld tot een gewone gevangenisstraf, in Breda, maar wordt op 10 april overgeplaatst naar het Rijks Krankzinnigengesticht in Medemblik. Hij bleek onhandelbaar in de gevangenis van Breda. Op 12 october komt hij weer terug en wordt dan geplaatst in de Bijzondere Strafgevangenis van Den Bosch, waarna hij op 27 november weer vrijkomt.

(Akte gelezen mbv Transkribus Lite)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het openbaar Ministerie

 

Tegen:

 

Josephus Mureau

 

 

 

 

 

Ter zake van: mishandeling

 

 

 

 

 

 

4 Getuigen       Terechtzitting van 1 Maart

 

 

 

 

 

Vonnis

 

 

 

 

 

 

 

 

Josephus Mureau, oud 20 jaar, van beroep arbeider, geboren en wonende te

 

 

 

 

        Oosterhout

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gezien ......

Gehoord .....

Gehoord .....

 

Gehoord .....

......schuldig te verklaren aan

                  mishandeling

 

 

 

en mitsdien hem te veroordelen tot gevangenisstraf voor den tijd van een jaar.

.................

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gehoord den beklaagde in zijn verdediging

 

De Rechtbank, nadat ieder rechter zijn gevoelen geuit heeft overeenkomstig de Wet;


Overwegende, dat de beklaagde is gedagvaard ter zake van op 2 Januari 1900 te Made Willem Winden te hebben mishandeld door hem moedwillig met een scherp voorwerp meerdere steken of sneden toe te brengen waardoor genoemde Winden ernstig werd verwond.

 

 

 

Overwegende dat ter terechtszitting de beklaagde heeft bekend, en de getuige Willem Winden heeft verklaard te hebben gezien en ondervonden?, dat hij, beklaagde, hem, getuige, moedwillig mishandeld en met een scherp voorwerp meerdere steken en sneden opzettelijk toebracht, waardoor hij, getuige Winden, werd verwond zoodat daarmede - met uitzondering van de omstandigheid dat de verwonding zou zijn geweest ernstig van welke omstandigheid het wettig en overtuigend bewijs niet is geleverd -

 

.......................

 

 

mishandeling

 

 

 

 

 

.......... voor zoover hierboven bewezen verklaard ....???

 

 

Veroordeelt den beklaagde tot eene gevangenisstraf voor den tijd van acht maanden

Spreekt hem vrij van het onbewezen verklaard gedeelte der aanklacht

 

 

 

 

 

 

Overwegende dat de beleedigde partij, Willem Winden voornoemd, ter openbare terechtszitting onmiddellijk nadat den beklaagde ingevolge art 152 van het Wetb. van Strafr. was ondervraagd, heeft gevorderd dat het de Rechtbank behage ten titel? van schadevergoeding, door deze mishandeling geleden, voor gemaakte kosten en tijdverzuim, den beklaagde te veroordeelen in een bedrag van f 44.50 ten zijnen behoeve, en dat de beklaagde over deze vordering gehoord, zelve niet heeft tegengesproken

 

 

Overwegende dat de vordering en de hiervoor bewezen verklaarde feiten haren grond vinden, en een bedrag van f 44.50 in aanmerking nemend, wederzijdsche stand en fortuin en de verdere omstandigheden aan de Rechtbank gerechtvaardigd is voorgekomen

 

 

Veroordeelt den beklaagde om aan Wllem Winden, als beleedigde partij, uit te keeren ten titel van schadevergoeding een som van vier en veertig gulden vijftig cent : f 44.50.

 

 

 

Aldus gewezen bij de Arrondissements-Rechtbank te Breda rechtdoende in strafzaken, door de Heeren Jhr Mr ........

 

Rechters, in tegenwoordigheid van dr. Hoesselman substituut griffier, die dit vonnis binnen tweemaal 24 uren na de uitspraak hebben onderteekend.

 

 

 

Uitgesproken ter Openbare Terechtzitting voor strafzaken van dezelfde Rechtbank van den 8e Maart 1900 door Mr........

 

 

en van denzelfden Griffier

Vier Handtekeningen

 

 

 

Proces-Verbaal

van het voorgevallene ter Openbare Terechtzitting voor strafzaken der Arrondissements-Rechtbank te Breda, van Donderdag den 1 maart 1900, alwaar tegenwoordig waren de Heeren:
........... de rechters etc.

 

 

in zake
De Officier van Justitie, ambtshatve eischer tegen

 

Josephus Mureau

 

 

 

oud 23 jaren, van beroep arbeider
geboren en wonende te Oosterhout

......

 

In de kantlijn:
De getuige Willem Winden zegt, dat hij zich in dit strafgeving voegt als beledigde partij, met keuze van Domicilie ter kantore van der deurwaarder Gerris, te Breda, en dat hij van den beklaagde Mureau wegens gemaakte kosten en tijdverzuim als schadevergoeding vordert een bedrag van f 44.50

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


De eerste getuige zegt te zijn genaamd Willem Winden, oud 30 jaren, van beroep arbeider, wonende te Made,     en verklaart:

In den morgen van 2 januari ll, te ongeveer tien ure, schold beklaagde mij in de suikerfabriek te Statendam (Geertruidenberg), waar wij samen werken, uit voor snotneus, waarop ik met de steel van een suikerbiet naar het hoofd gooide, wij pakten elkaar toen aan en raakten onder het worstelen op den grond waarop ......

 

wij gescheiden werden. Zo den namiddag te ongeveer half vier ure zei de beklaagde tegen mij: "als ge vanavond soms vechten wllt dan kom je maar af".
Die zelfde namiddag heb ik te ongeveer vijf ure de fabriek verlaten en ben ik in gezelschap van den beklaagde en de getuigen den weg opgegaan naar Made waar ik woon.

 

 

Onderweg liep ik eenige passen vooruit en kwam de beklaagde en de getuigen Ligthart en Verhagen achter mij aan.

Toen wij reeds onder de gemeente Made waren hoorde ik beklaagde zeggen: "Ik heb vandaag fier gedragen en gevochten ook", waarop ik mij omkeerde en zeide tegen beklaagde: "je hebt een mes in je zak geef het af." Ik had geen mes gezien, maar ik dacht het, omdat beklaagde zijn hand in den zak hield. Ik liep toen nog even verder, terwijl beklaagde doorging met ruzie zoeken.

 

 

Ik keerde mij toen weer om en zeide, terwijl ik de hand naar beklaagde uitstrekte: "ze zullen je die veelpraat wel afleren" en het is mogelijk, dat ik beklaagde toen in het gezicht heb geraakt.

 

 

Onmiddelijk daarop haalde beklaagde zijne linkerhand uit den zak en bracht mij (in de kantlijn: opzettelijk ) met een mes dat hij in die hand had een snede in den hals en in het gezicht toe. Ik ging toen op de vlucht en achtervolgd door beklaagde, die mij nog verscheidene steken en sneden met het mes opzettelijk toebracht.

 

 

 

Terwijl ik vluchtte riep ik nog: "Help, help, bij heeft een mes, hij steekt me dood". Eindelijk (= op het einde) bracht beklaagde mij opzettelijk met bedoeld mes een steek op het hoofd toe, waardoor ik in elkaar zakte.

 

 

Ik was op verscheidene plaatsen van het lichaam verwond en had twee groote wonden aan hals en hoofd en bloedde hevig. Ik ben toen met niemend anders dan met verdachte in aanraking geweest. Door mijn kameraden ben ik naar huis gebracht. De wonden zijn door den dokter genaaid. Ik heb een nacht lang.......

 

het bed moeten houden en gedurende twintig dagen heb ik niet kunnen werken. Ik was zeer zwak door het bloedverlies en heb vele versterkende middelen moeten gebruiken.

 

 

 

Sedert 14 dagen werk ik weer als vroeger, doch ik voel nog altijd iets in het hoofd.

 

 

 

 

De tweede getuige geeft op genaamd te zijn: Johannes Ligthart, oud 23 jaar, arbeider, wonende te Made, en verklaart:

 

 

 

 

In den namiddag van 2 Januari ll ben ik ik te ongeveer vijf ure met den verdachte, getuige Winden, en nog eenige andere personen van de suikerfabriek te Statendam naar Made gegaan.

 

 

 

 

Ik hoorde toen, terwijt wij reeds? onder de gemeente Made waren, dat beklaagde en Winden een woordenwisseling hadden. Beklaagde en Winden bleven toen een beetje achter. Plotseling hoorde ik Winden roepen: "menschen, hij gebruikt een mes".

 

 

 

 

 

 

Ik keek toen om en zag beklaagde met een mes in de hand bij Winden staan. Daar andere personen voor mij liepen verloor ik beklaagde en Winden eenige oogenblikken uit het oog. Daarop hoorde ik Winden zeggen: "ik sterf". Ik liep er toen heen en zag Winden op den grond liggen, hevig bloedende uit hoofd en hals.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De derde getuige geeft op genaamd te zijn

 

 

Petrus van Gils, oud 51 jaar, arbeider, wonende te Made, en verklaart:

 

 

In den namiddag van 2 Januari ll te ruins??? vijf ure zag ik dat de beklaagde en Winden veer elkaar sloeger, waarop ik Winden hoorde zeggen: "Mureau, doe je mes weg", of zoo iets. Onmiddelijk daarop liep Winden hard weg achtervolgd door beklaagde.

 

 

 

 

 

 

 

 

Ik zag toen dat beklaagde Winden opzettelijk verscheidene slagen op het lichaam en en het hoofde toebracht.

 

 

Ik hoorde daarna Winden roepen: "menschen, ik sterf" en zag hem toen op den grond vallen. Ik ben terstond naar Winden toegegaan en zeg dat hij hevig bloedde uit het hoofd, zoo hevig, dat ik geen wond kon zien, Voordat beklaagde en Winden met elkaar in aanraking waren geweest was Winden niet verwond en bloedde hij niet.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ik heb geen mes in handen van beklaagde gezien en ook niet in hander ven Winden.

 

 

 

De vierde getuige geeft op genaamd te zijn: Andries Verhagen, oud 32 jaar, arbeider, wonende te Made, en verklaart:

 

 

 

In den namiddag van 2 Januari ll te ongeveer vijf ure ben ik met beklaagde en Winden en nog meer personen van de Suikerfabriek te Statendam ......

 

 

 

naar Made gegean. Onderweg, toen wij reeds onder de gemeente Made waren, hoorde ik dat beklaagde en Winden ruzie hadden. Zij liepen eenige passen achter mij, toen ik een slag hoorde en onmiddelijk daarop Winden mij voorbijliep, achtervolgd door beklaagde met een mes in de hand. Even laten boorde ik Winden zeggen: "Help, help, ik sterf" .

 

 

 

 

 

Ik liep daar naar toe en zag Winden op den grond liggen, hevig bloedende uit hoofd en hals, Winden is toen met niemand anders dan beklaagde in aanraking geweest.

 

 

 

 

 

 

 

De beklaagde, daarop gehoord bekent het hem ter laste gelegde

 

 

Bron: BHIC
Voornaam: Josephus
Achternaam: Mureau
Leeftijd: 23
Geboorteplaats: Oosterhout
Woonplaats: Oosterhout
Beroep: arbeider
Rol:Gedaagde
Delict:mishandeling
Datum vonnis / uitspraak: 1-3-1900
Jaar:1900
Soort rechtbank:Arrondissementsrechtbank
Plaats rechtbank:Breda
Toegangsnummer:23
Inventarisnummer:274
Rolnummer:158